Ga naar de inhoud

4e NOODVERORDENING COVID-19 VEILIGHEIDSREGIO HOLLANDS MIDDEN 30 april 2020

Publicatiedatum:
donderdag 30 april 2020
Originele publicatie downloaden:
Download het PDF bestand
Type bekendmaking:
Verordeningen



4e NOODVERORDENING COVID-19 VEILIGHEIDSREGIO HOLLANDS MIDDEN 30 april 2020

Noodverordening van de voorzitter van de veiligheidsregio Hollands Midden houdende voorschriften ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus/COVID-19

(4e Noodverordening COVID-19 veiligheidsregio Hollands Midden 30 april 2020)

 

De voorzitter van de veiligheidsregio Hollands Midden,

gelet op artikel 176 van de Gemeentewet en artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s,

gelet op de aanwijzing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, van 24 april 2020, nr. 1679465-204590-PG;

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Werkingssfeer

Deze verordening is van toepassing op het grondgebied van de gemeenten die behoren tot de veiligheidsregio Hollands Midden, te weten Alphen aan den Rijn, Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Krimpenerwaard, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten, Waddinxveen, Zoeterwoude en Zuidplas.

 

Artikel 1.2. Begrippen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

- contactberoepen: beroepen waarbij het niet mogelijk is ten minste 1,5 meter afstand te houden tot de klant of patiënt;

- cruciale beroepen: cruciale beroepen als bedoeld op https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/veelgestelde-vragen-over-coronavirus-en-kinderopvang/cruciale-beroepen;

- eet- en drinkgelegenheden: inrichtingen waar ter plaatse eten of drinken wordt verkocht en genuttigd, met uitzondering van inrichtingen in bedrijven, instellingen en andere organisaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn (bedrijfskantines en bedrijfscatering) en inrichtingen in hotels ten behoeve van de hotelgasten;

- evenement: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onderdeel g, van de Gemeentewet en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; onder evenementen vallen mede, maar niet uitsluitend, herdenkingsplechtigheden, braderieën, optochten niet zijnde manifestaties in de zin van de Wet openbare manifestaties, feesten, festivals, popconcerten en overige muziekvoorstellingen, betaald voetbalwedstrijden (met of zonder publiek), straatfeesten, barbecues en vechtsportwedstrijden;

- gastouder: gastouder als bedoeld in de Wet kinderopvang;

- gezamenlijke huishouding: de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel en ouders, grootouders en kinderen, voor zover zij volgens de basisregistratie personen op hetzelfde adres woonachtig zijn;

- kinderopvang: kinderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang;

- onderwijsinstelling: school, instelling of exameninstelling in de zin van een onderwijswet als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1, van de Wet op het onderwijstoezicht, daaronder begrepen een niet bekostigde instelling;

- publieke ruimte: openbare ruimte en voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, alsmede zich daar bevindende vaartuigen en voertuigen, met uitzondering van de zich daarin bevindende woongedeelten;

- sauna’s: sauna’s en andere vormen van wellness zoals Turkse stoombaden, hamams, beauty farms, thermale baden, badhuizen en spa’s;

- seksinrichtingen: inrichtingen waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling of bedrijfsmatig vertoningen van erotisch-pornografische aard worden aangeboden;

- sport- en fitnessgelegenheden: sportaccommodaties en sportinrichtingen, waaronder zwembaden, sporthallen en sportvelden;

- vitale processen: vitale processen als bedoeld op https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/veelgestelde-vragen-over-coronavirus-en-kinderopvang/cruciale-beroepen;

- voorzitter: voorzitter van de veiligheidsregio Hollands Midden.

 

Hoofdstuk 2. Maatregelen

Artikel 2.1. Verboden samenkomsten

1. Het is verboden om samenkomsten te laten plaatsvinden, te (laten) organiseren of te laten ontstaan, dan wel aan dergelijke samenkomsten deel te nemen.

2. Dit verbod is niet van toepassing op de volgende samenkomsten, mits de aanwezigen te allen tijde ten minste 1,5 meter afstand houden tot de dichtstbijzijnde persoon:

a. wettelijk verplichte samenkomsten, zoals vergaderingen van gemeenteraden, mits daarbij niet meer dan honderd personen aanwezig zijn;

b. samenkomsten die noodzakelijk zijn voor de continuering van de dagelijkse werkzaamheden van instellingen, bedrijven en andere organisaties, mits daarbij niet meer dan honderd personen aanwezig zijn en maatregelen zijn getroffen om 1,5 meter afstand tussen de aanwezigen te garanderen;

c. uitvaarten en huwelijksvoltrekkingen, mits daarbij niet meer dan dertig personen aanwezig zijn;

d. samenkomsten waarbij het recht zijn godsdienst of levensovertuiging vrij te belijden als bedoeld in artikel 6 van de Grondwet wordt uitgeoefend, mits daarbij niet meer dan dertig personen aanwezig zijn;

e. samenkomsten ten behoeve van activiteiten als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, en artikel 2.8, tweede lid;

f. door sportverenigingen of professionals georganiseerd en begeleid buiten sporten en bewegen van personen tot en met 18 jaar.

3. Het is tot 1 september 2020 verboden om evenementen te laten plaatsvinden of ontstaan, dan wel aan evenementen deel te nemen.

 

Artikel 2.2. Verbod niet in acht nemen veilige afstand

1. Het is verboden zich in de publieke ruimte in een groep van drie of meer personen op te houden zonder tot de dichtstbijzijnde persoon in die groep en andere personen een afstand te houden van ten minste 1,5 meter.

2. Dit verbod is niet van toepassing op:

a. personen die een gezamenlijke huishouding vormen;

b. kinderen tot en met 12 jaar die:

i. samen spelen onder toezicht van een of meer ouders of voogden die daarbij onderling een afstand van 1,5 meter in acht nemen;

ii. georganiseerd buiten sporten of bewegen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel f.

 

Artikel 2.3. Verboden openstelling inrichtingen

1. Het is verboden om een van de volgende inrichtingen voor publiek geopend te houden:

a. eet- en drinkgelegenheden;

b. sport- en fitnessgelegenheden;

c. sauna’s;

d. seksinrichtingen;

e. coffeeshops;

f. inrichtingen waar speelautomaten als bedoeld in de Wet op de kansspelen kunnen worden bespeeld;

g. inrichtingen waar op de uiterlijke verzorging gerichte contactberoepen worden uitgeoefend.

2. De verboden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, e en g, zijn niet van toepassing indien uitsluitend sprake is van verkoop, aflevering of verstrekking van eten, drinken, softdrugs of producten voor gebruik anders dan ter plaatse, mits de exploitant maatregelen heeft getroffen om 1,5 meter afstand tussen de aanwezigen te garanderen en de duur van hun verblijf in de inrichting zoveel mogelijk wordt beperkt.

3. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op:

a. inrichtingen waar buiten sporten of bewegen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel f, mogelijk wordt gemaakt;

b. instellingen voor topsport.

 

Artikel 2.4. Verbod uitoefenen contactberoepen

1. Het is verboden om contactberoepen uit te oefenen.

2. Dit verbod is niet van toepassing op zorgverleners die hun beroep uitoefenen, mits voor deze uitoefening een individuele medische indicatie bestaat.

 

Artikel 2.5. Verboden gebieden en locaties

1. Het is verboden recreatief nachtverblijf aan te bieden.

2. Dit verbod geldt niet voor:

a. hotels;

b. locaties en gebieden waar recreatief nachtverblijf wordt aangeboden aan seizoenarbeiders;

c. locaties en gebieden waar recreatief nachtverblijf wordt aangeboden in de vorm van vaste standplaatsen;

d. (tijdelijke) bewoning anders dan ten behoeve van recreatief verblijf.

 

Artikel 2.6. Beëindiging voorziening openbaar vervoer

De voorzitter kan in overleg met de vervoerder voorzieningen voor openbaar vervoer beëindigen of beperken, indien:

a. deze voorzieningen niet of niet in voldoende mate voldoen aan de eis van verwezenlijking van de beperkende maatregelen met betrekking tot het houden van 1,5 meter afstand tussen alle in de voorziening aanwezige personen; en

b. de beëindiging van deze voorziening het transport van personen die werkzaam zijn in vitale processen of transport dat anderszins noodzakelijk is voor de mobiliteit van Nederland niet onnodig belemmert.

 

Artikel 2.7. Verboden openstelling onderwijsinstellingen

1. Het is verboden om onderwijsactiviteiten te verrichten in onderwijsinstellingen.

2. Dit verbod is niet van toepassing op:

a. de organisatie van onderwijs op afstand, waarbij studenten en leerlingen via een (digitaal) medium onderwijs krijgen in de thuissituatie;

b. de opvang van kinderen van ouders die werken in cruciale beroepen of voor vitale processen;

c. de organisatie van toetsing en examens mits zorgvuldige maatregelen zijn getroffen om het risico van besmetting te beperken;

d. kleinschalig georganiseerde opvang of begeleiding van leerlingen voor wie vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is; en

e. scholen bij een open of gesloten residentiële instelling.

3. Onderwijsinstellingen werken mee aan openstelling ten behoeve van opvang of begeleiding als bedoeld in het tweede lid, onderdelen b en d.

 

Artikel 2.8. Verboden openstelling kinderopvang

1. Het is verboden om opvang te bieden in verblijven voor kinderopvang of als gastouder.

2. Dit verbod is niet van toepassing op:

a. de opvang van kinderen van ouders die werken in cruciale beroepen of voor vitale processen;

b. de opvang van kinderen van 0 tot 4 jaar voor wie vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is.

3. Organisaties voor kinderopvang werken mee aan openstelling ten behoeve van opvang als bedoeld in het tweede lid.

 

Artikel 2.9. Verboden toegang verpleeghuizen en woonvormen ouderenzorg

Het is verboden om zonder toestemming van de beheerder aanwezig te zijn in:

a. een instelling die zorg als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet langdurige zorg verleent aan personen die daarop recht hebben vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking;

b. een woonsituatie waarin minimaal drie bewoners verblijven vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking en zorg ontvangen als bedoeld in artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg.

 

Hoofdstuk 3. Uitzonderingen

Artikel 3.1. Uitzonderingen

1. De verboden in deze verordening zijn niet van toepassing op:

a. de betrokken hulpdiensten en toezichthouders;

b. activiteiten die noodzakelijk zijn voor de voortgang van vitale processen;

c. door de voorzitter te bepalen (categorieën van) gevallen.

2. De voorzitter kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een vrijstelling of ontheffing op basis van het eerste lid, onderdeel c. Het is verboden om in strijd met dergelijke voorschriften en beperkingen te handelen.

 

Hoofdstuk 4. Toezicht en handhaving

Artikel 4.1. Opvolgen aanwijzingen

Alle aanwijzingen en bevelen ter uitvoering van deze verordening gegeven door daartoe bevoegde functionarissen dienen stipt en onmiddellijk nagekomen te worden.

 

Artikel 4.2. Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

a. ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 141, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;

b. door de voorzitter aangewezen buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

c. door de voorzitter aangewezen toezichthouders;

d. militairen van de Koninklijke marechaussee als bedoeld in artikel 141, onderdeel c, van het Wetboek van Strafvordering.

 

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1. Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze verordening wordt bekendgemaakt door publicatie op de website van de veiligheidsregio Hollands Midden (www.vrhm.nl) en treedt onmiddellijk na de bekendmaking in werking. Deze verordening wordt tevens zo spoedig mogelijk in het Blad Gemeenschappelijke Regeling gepubliceerd.

 

Artikel 5.2. Intrekking vorige noodverordening

De 3e Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Hollands Midden 26 maart 2020 wordt ingetrokken.

Artikel 5.3. Overgangsrecht

Besluiten op basis van de Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Hollands Midden 13 maart 2020, de Noodverordening aanwijzing toezichthouders COVID-19 Veiligheidsregio Hollands Midden 14 maart 2020, de 2e Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Hollands Midden 16 maart 2020 en de 3e Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Hollands Midden 26 maart 2020, de Noodverordening tot wijziging van de 3e Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Hollands Midden 1 april 2020 en de Noodverordening tot wijziging van de 3e Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Hollands Midden 6 april 2020 worden geacht te berusten op deze noodverordening.

 

Artikel 5.4. Wijzigingen onderwijsinstellingen met ingang van 11 mei 2020

Met ingang van 11 mei 2020 komt artikel 2.7, tweede en derde lid, te luiden:

 

2. Dit verbod is niet van toepassing op:

a. scholen voor speciaal onderwijs, voor speciaal basisonderwijs, locaties voor basisonderwijs verbonden aan asielzoekerscentra en locaties voor basisonderwijs uitsluitend voor nieuwkomers;

b. scholen voor basisonderwijs waarbij leerlingen voor ten minste de helft van de reguliere onderwijstijd naar school kunnen gaan;

c. de organisatie van onderwijs op afstand, waarbij studenten en leerlingen via een (digitaal) medium onderwijs krijgen in de thuissituatie;

d. de opvang van kinderen van ouders die werken in cruciale beroepen of voor vitale processen;

e. de organisatie van toetsing en examens mits zorgvuldige maatregelen zijn getroffen om het risico van besmetting te beperken;

f. kleinschalig georganiseerde opvang of begeleiding van leerlingen voor wie vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is; en

g. scholen bij een open of gesloten residentiële instelling.

 

3. Onderwijsinstellingen werken mee aan openstelling ten behoeve van opvang of begeleiding als bedoeld in het tweede lid, onderdelen d en f.

 

Artikel 5.5. Wijzigingen kinderopvang met ingang van 11 mei 2020

Met ingang van 11 mei 2020 wordt artikel 2.8 als volgt gewijzigd:

 

1. Aan het tweede lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

c. de opvang van kinderen van 0 tot 4 jaar in verblijven voor kinderopvang en voor opvang van kinderen van 0 tot 12 jaar bij een gastouder;

d. de opvang van kinderen van 4 tot en met 12 jaar in verblijven voor kinderopvang, die op dezelfde dag ook naar school mogen volgens artikel 2.7, tweede lid, onder a of b.

 

2. Aan het derde lid wordt toegevoegd: “Medewerking hoeft niet te worden verleend als de beroepskracht-kindratio in de zin van de Wet kinderopvang wordt overschreden, doordat opvang geboden moet worden aan kinderen waarvoor de kinderopvang geen gecontracteerde opvang behoeft te leveren.”

 

Artikel 5.6. Intrekking verbod recreatief nachtverblijf met ingang van 1 mei 2020

 

Met ingang van 1 mei 2020 om 12.00 uur komt artikel 2.5b als volgt te luiden:

 

vervallen

 

Artikel 5.7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: 4e Noodverordening COVID-19 veiligheidsregio Hollands Midden van 30 april 2020.

 

 

 

 

Vastgesteld op 30 april 2020 te Leiden om 9.00 uur.

DE VOORZITTER VAN DE VEILIGHEIDSREGIO HOLLANDS MIDDEN

drs. H.J.J. Lenferink

Toelichting

Algemeen

In Nederland, maar ook wereldwijd, is er een uitbraak van het coronavirus (COVID-19), behorende tot groep A van de infectieziektes. Ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid worden maatregelen genomen om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan.

 

Aangezien de uitbraak van COVID-19 een crisis van meer dan plaatselijke betekenis betreft, zijn in verband met deze crisis ten behoeve van de crisisbeheersing ingevolge artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s alle in dat artikel genoemde bevoegdheden van de tot de regio behorende burgemeesters overgegaan naar de voorzitter van de veiligheidsregio. Daartoe behoort ook de bevoegdheid om in geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, algemeen verbindende voorschriften te geven die ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig zijn (artikel 176, eerste lid, van de Gemeentewet).

 

In deze noodverordening worden de opdrachten van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), mede namens de minister van Justitie en Veiligheid (JenV), in de aanwijzing van 24 april 2020, nr. 1679465-204590-PG, waar nodig uitgewerkt in algemeen verbindende voorschriften. Deze opdrachten zijn gebaseerd op artikel 7 van de Wet publieke gezondheid.

 

Het verbod op evenementen zoals opgenomen in artikel 2.1, derde lid, geldt tot 1 september 2020. De overige maatregelen gelden in elk geval tot en met 19 mei 2020. In verband met de mogelijke verlenging van de maatregelen bevat deze verordening geen vervaldatum.

 

Handelen in strijd met de voorschriften uit deze verordening is strafbaar gesteld in artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht. Dit wordt bestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Ook kan de voorzitter van de veiligheidsregio een last onder bestuursdwang of dwangsom opleggen. (Zie artikel 34 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid.)

 

Deze verordening staat er niet aan in de weg dat de voorzitter van de veiligheidsregio gebruikmaakt van andere bevoegdheden om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen, zoals de bevoegdheid tot het geven van voorschriften van technisch-hygiënische aard in artikel 47 van de Wet publieke gezondheid, bevoegdheden in de Wet openbare manifestaties en de bevoegdheid tot het geven van bevelen ter beperking van gevaar in artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet (in combinatie met artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s).

 

Artikelsgewijs

Artikel 1.2. Begrippen

Het begrip ‘publieke ruimte’ is opgenomen om te verduidelijken dat daaronder zowel de openbare ruimte als de voor het publiek openstaande gebouwen, locaties en daarbij behorende erven vallen, al dan niet met enige beperking. Het gaat bijvoorbeeld om de openbare weg, parken, parkeerterreinen en plantsoenen, het publieke gedeelte van het gemeentehuis en voor het publiek toegankelijke winkels en andere gebouwen. Ook vaartuigen en voertuigen in openbare ruimte en voor het publiek openstaande ruimte worden tot de publieke ruimte gerekend, met uitzondering van de zich daarin bevindende woongedeelten.

 

Zie verder de toelichting op de artikelen waarin de begrippen gebruikt worden.

 

Artikel 2.1. Verboden samenkomsten

Dit artikel bevat een verbod op evenementen tot 1 september 2020 (derde lid) en een verbod op overige samenkomsten (eerste en tweede lid). Het verbod op overige samenkomsten geldt op basis van de aanwijzing van 24 april 2020 in beginsel tot en met 19 mei 2020.

 

Ook samenkomsten buiten de publieke ruimte vallen onder het eerste lid. Zo kan worden opgetreden tegen bijvoorbeeld ‘coronafeestjes’ in studentenhuizen, garages, loodsen en dergelijke.

 

Uitzonderingen

Het tweede lid bevat een aantal uitzonderingen op het verbod op andere samenkomsten dan evenementen, mits daarbij de afstand van 1,5 meter in acht wordt genomen. Onderdeel a ziet op wettelijk verplichte samenkomsten, zoals vergaderingen van gemeenteraden en andere vertegenwoordigende organen, mits daarbij niet meer dan honderd personen aanwezig zijn. Het gaat in deze uitzondering alleen om de wettelijk verplichte vergaderingen. Sinds 9 april 2020 geldt de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, op grond waarvan wettelijk verplichte vergaderingen van decentrale vertegenwoordigende lichamen ook in een digitale omgeving kunnen plaatsvinden.

 

De uitzondering voor ‘samenkomsten die noodzakelijk zijn voor de continuering van de dagelijkse werkzaamheden van instellingen, bedrijven en andere organisaties, mits daarbij niet meer dan honderd personen aanwezig zijn en maatregelen zijn getroffen om 1,5 meter afstand tussen de aanwezigen te garanderen’ (onderdeel b) moet terughoudend geïnterpreteerd worden. Te denken valt aan de organisatie van staatsexamens. Activiteiten die ook georganiseerd kunnen worden zonder een fysieke samenkomst of activiteiten die enkel gericht zijn op vermaak, voldoen niet aan de eis van noodzakelijkheid en vallen derhalve niet onder deze uitzondering.

 

Onderdeel c bevat een uitzondering voor uitvaarten (begrafenissen en crematieplechtigheden) en huwelijksvoltrekkingen, mits daarbij niet meer dan dertig personen aanwezig zijn. De uitzondering voor uitvaarten ziet niet op asverstrooiing. Een fundamenteel verschil is dat een uitvaartplechtigheid krachtens de Wet op de lijkbezorging in beginsel uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden moet plaatsvinden. De asverstrooiing kan ook op een later moment plaatsvinden.

 

Onderdeel d bevat een uitzondering voor samenkomsten van religieuze of levensbeschouwelijke aard. Deze bepaling doet niet af aan de dringende oproep van het kabinet om erediensten (waaronder de reguliere kerkdienst en het vrijdagmiddaggebed) tot een minimum te beperken en waar mogelijk digitaal uit te zenden zodat mensen op afstand de dienst kunnen volgen.

 

Onderdeel e drukt uit dat de in artikel 2.7, tweede lid, en artikel 2.8, tweede lid, toegestane activiteiten gerelateerd aan onderwijs en kinderopvang niet onder de verboden samenkomsten vallen.

 

Georganiseerd buiten sporten en bewegen tot en met 18 jaar

Artikel 2.1, tweede lid, onderdeel f, bevat een uitzondering voor georganiseerd buiten sporten en bewegen door kinderen en jongeren, zoals aangekondigd op 21 april 2020. Het artikel maakt duidelijk dat daarmee wordt gedoeld op door sportverenigingen of professionals georganiseerd en begeleid buiten sporten en bewegen van personen tot en met 18 jaar. Daarbij geldt voor kinderen tot en met 12 jaar niet de afstandseis van 1,5 meter (zie artikel 2.2, tweede lid, onder b). Voor jongeren van 13 tot en met 18 jaar geldt deze eis wel. Dit betekent dat sporten zoals voetbal, hockey, (kick)boksen en basketbal, waarbij contact en nabijheid veelal onvermijdelijk is, voor jongeren van 13 tot en met 18 jaar niet mogelijk zijn zonder aanpassingen in de trainingsvorm. Voor die sporten zullen dan ook alleen aangepaste trainingen kunnen plaatsvinden. Daarnaast valt te denken aan atletiek, boogschieten en tennis. Het sporten en bewegen hoeft niet in teamverband plaats te vinden. Wedstrijden in competitieverband en oefenwedstrijden met andere sportclubs zijn niet toegestaan. Interne oefenwedstijden in clubverband voor kinderen tot en met 12 jaar zijn wel toegestaan. Verder volgt uit de omschrijving dat toeschouwers anders dan eventuele begeleiders niet zijn toegestaan. Aangezien de uitzondering enkel betrekking heeft op het georganiseerd buiten sporten en bewegen, is douchen op de sportclub of in het clubhuis na afloop van het sporten of bewegen evenmin toegestaan.

 

De gemeenten voeren hier de regie over en maken met sportverenigingen en andere betrokkenen afspraken over de organisatie en begeleiding van verschillende vormen van buiten sporten en bewegen, uiteraard in overleg met de voorzitter. Bij georganiseerd sporten en bewegen gaat het om professionals (zoals sportleraren, buurtcoaches en cultuurcoaches) die zorgdragen voor de organisatie en de begeleiding bij het sporten en bewegen. Voor sporten en bewegen in de openbare ruimte (zoals in parken of op pleinen), niet zijnde sportterreinen en sportvelden, kunnen beperkingen gelden in de gemeenten. Zie ook de toelichting op artikel 2.3, derde lid.

 

Evenementen

Een specifieke categorie samenkomsten zijn de evenementen (derde lid). Deze zijn verboden tot 1 september 2020. De achtergrond daarvan is dat op vermaak gerichte samenkomsten die bedoeld zijn om publiek te trekken tot 1 september 2020 in beginsel niet verantwoord zijn.

 

Elke gemeenteraad bepaalt zelf welke activiteiten in de desbetreffende gemeente een vergunning- of meldplichtig evenement vormen. Daarbij vertonen de gemeentelijke regels verschillen die niet te maken hebben met de huidige crisis. Om te voorkomen dat de inhoud van het verbod op evenementen tussen en zelfs binnen veiligheidsregio’s uiteenlopende betekenissen krijgt, is ervoor gekozen om in alle noodverordeningen dezelfde omschrijving van het begrip evenement op te nemen. Daarvoor is aangeknoopt bij de omschrijving van het begrip evenement in het model van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) voor een algemene plaatselijke verordening: ‘elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak’. Artikel 1.2 van deze verordening drukt uit dat het in elk geval gaat om herdenkingsplechtigheden, braderieën, optochten, feesten, festivals, popconcerten en overige muziekvoorstellingen, betaald voetbalwedstrijden (met of zonder publiek), straatfeesten, barbecues en vechtsportwedstrijden. Omwille van de duidelijkheid zijn markten en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties (voor zover deze vermaak tot doel hebben) van het begrip evenement uitgezonderd.

 

Het verbod op evenementen geldt in beginsel tot 1 september 2020. Als het verbod op andere samenkomsten voor 1 september 2020 versoepeld zou worden, komt de vraag op of het noodzakelijk is dat evenementen, in welke vorm of omvang dan ook, verboden moeten blijven. Denkbaar is dat de voorzitter van de veiligheidsregio in dat geval, als dat mogelijk is binnen de grenzen van de dan geldende aanwijzing van de minister van VWS, een vrijstelling of ontheffing verleent voor een of meer (categorieën van) evenementen die naar zijn oordeel veilig doorgang kunnen vinden. Dat laat zich moeilijk voorstellen bij bijvoorbeeld betaald voetbalwedstrijden en grote popconcerten, maar is wel denkbaar bij voorstellingen van culturele instellingen die een protocol hebben ontwikkeld op basis waarvan voorstellingen veilig – met inachtneming van 1,5 meter afstand – kunnen plaatsvinden.

 

Artikel 2.2. Niet in acht nemen veilige afstand

Dit artikel bevat een verbod op al dan niet toevallige groepsvorming in de publieke ruimte.

 

Artikel 2.3. Verboden openstelling inrichtingen

Dit artikel ziet op inrichtingen die niet langer opengehouden mogen worden. Nieuw ten opzichte van de vorige noodverordening is dat het artikel expliciet bepaalt dat afhaal ook mogelijk is vanuit inrichtingen waar normaal gesproken op de uiterlijke verzorging gerichte contactberoepen worden uitgeoefend (tweede lid) en dat nieuwe uitzonderingen zijn opgenomen op het verbod om sport- en fitnessgelegenheden geopend te houden (derde lid).

 

Eet- en drinkgelegenheden (onderdeel a) is een brede omschrijving die duidt op gelegenheden waar ter plaatse de daar gekochte spijzen en dranken genuttigd kunnen worden. De ratio achter dit verbod is dat voorkomen moet worden dat te veel mensen in een beperkte ruimte gedurende enige tijd bij elkaar zijn, om zo besmettingsgevaar te beperken. Dit betekent dat ook eet- en drinkgelegenheden van (woon-)warenhuizen, benzinestations, shoppingcenters, grote supermarkten en andere winkels moeten sluiten. Inrichtingen waar niet langer ter plaatse eten of drinken wordt verkocht en genuttigd, maar waar alleen eten of drinken wordt verkocht om elders te worden genuttigd, kunnen openblijven. Dat geldt ook voor afhaallocaties zonder zitgelegenheid, zoals snackbars. Het verbod geldt niet voor supermarkten (winkels die eten en drinken verkopen dat niet vers bereid wordt) indien daar niet ter plaatse eten of drinken wordt genuttigd (tweede lid). Onder eet- en drinkgelegenheden worden voorts niet begrepen bedrijfskantines, bedrijfscatering en eetgelegenheden in hotels ten behoeve van de daar overnachtende hotelgasten, aldus de begripsomschrijving in artikel 1.2.

 

Onderdeel b verbiedt het openhouden van sport- en fitnessgelegenheden. Het derde lid maakt daarop ter uitvoering van de aanwijzing van 24 april 2020 twee uitzonderingen. Allereerst geldt het verbod niet voor georganiseerd buiten sporten of bewegen door personen tot en met 18 jaar als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel f. Zie daarover de toelichting op het genoemde onderdeel. Daarnaast geldt een nieuwe uitzondering voor instellingen voor topsport. Volgens de aanwijzing van 24 april 2020 gaat het daarbij om de instellingen voor topsport die genoemd zijn op www.nocnsf.nl/topsportaccommodaties en www.knvb.nl/trainingsaccomodaties. Deze uitzonderingen betekenen niet dat ook eventuele eet- en drinkgelegenheden behorende bij sport- en fitnessgelegenheden open mogen. Eet- en drinkgelegenheden vallen immers onder het verbod in het eerste lid, onderdeel a. Verder geldt dat topsporters zich buiten instellingen voor topsport moeten houden aan de verboden in de artikelen 2.1 en 2.2.

 

Ook sauna’s vallen onder het verbod (onderdeel c), inclusief privésauna’s. (Zie ook de uitspraak van de Rb. Den Haag (voorzieningenrechter) van 14 april 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:3379.) Volgens de begripsbepaling in artikel 1.2 worden onder sauna’s mede begrepen andere vormen van wellness zoals een Turks stoombad, hamam, beauty farms, thermale baden, badhuizen en spa’s. Een deel van deze vormen van saunarecreatie valt bovendien onder zwembaden. Ook vergelijkbare wellness-voorzieningen bij hotels of andere recreatieve voorzieningen vallen onder het verbod.

 

Het verbod in onderdeel d ziet op seksinrichtingen en seksbioscopen. Daaronder valt ook raamprostitutie. Escortdiensten vallen niet onder dit verbod, omdat daarbij geen sprake is van een inrichting. Wel vallen escortdiensten onder het verbod op het uitoefenen van contactberoepen in artikel 2.4, net als andere vormen van sekswerk waarbij het niet mogelijk is om een afstand van ten minste 1,5 meter in acht te nemen.

 

Ook het openhouden van coffeeshops is verboden, behalve als afhaallocatie (tweede lid). In dat geval dient de exploitant maatregelen te treffen om 1,5 meter afstand tussen de klanten te garanderen en de duur van het verblijf zoveel mogelijk beperkt te worden.

 

Onderdeel f ziet op casino’s, speelhallen en daarmee vergelijkbare instellingen.

 

Onderdeel g betreft zaken waarbinnen op de uiterlijke verzorging gerichte contactberoepen worden uitgeoefend, zoals kapperszaken en nagelsalons. Ook daar is het afhalen van producten mogelijk (tweede lid).

 

Artikel 2.4. Verbod uitoefenen contactberoepen

Dit verbod betreft beroepen waarbij het niet mogelijk is ten minste 1,5 meter afstand tot de dichtstbijzijnde persoon in acht te nemen (contactberoepen). De kans op overdracht van het virus wordt vergroot door het lichamelijk contact of de lichamelijke nabijheid met grote groepen mensen die eigen is aan de uitoefening van deze beroepen. Het verbod ziet onder andere, maar niet uitsluitend, op masseurs, kappers, nagelstylisten, sekswerkers en rijinstructeurs. Het verbod geldt volgens het tweede lid niet voor zorgverleners die hun beroep uitoefenen, mits voor deze uitoefening een individuele medische indicatie bestaat en daarbij door de zorgverlener alle in verband met het virus benodigde hygiënevereisten in acht worden genomen. Dit betekent dat het bijvoorbeeld wel mogelijk is om een bezoek te brengen aan de fysiotherapeut indien daarvoor een individuele medische indicatie bestaat.

 

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd houdt toezicht op de uitvoering van (para)medische beroepen. Het is niet de bedoeling om dit toezicht over te hevelen naar de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Om deze reden vermeldt het artikel niet langer dat de zorgverlener verplicht is bepaalde hygiënevereisten in acht te nemen.

 

Artikel 2.5. Verboden gebieden en locaties

Dit artikel drukt uit dat de voorzitter bepaalde gebieden en locaties kan aanwijzen waar niemand zich mag bevinden. Dat gaat verder dan het verbod op samenkomsten (artikel 2.1) en de verplichting om afstand te houden (artikel 2.2); in dit geval mag niemand zich meer in het gebied bevinden, behalve de personen genoemd in het tweede lid. Daarnaast gelden de algemene uitzonderingen genoemd in artikel 3.1 van deze verordening.

 

Een gebied kan ook een specifieke locatie zijn, zoals een winkel. Ook vakantieparken, campings, parken, natuurgebieden, zwemgelegenheden en stranden kunnen worden aangewezen indien op deze locaties niet of niet in voldoende mate de beperkende maatregel met betrekking tot het houden van 1,5 meter afstand tussen daar aanwezige personen in acht wordt genomen of het niet in acht nemen daarvan dreigt. De voorzitter kan ook een gebied of locatie aanwijzen indien hij dat noodzakelijk acht om de zorgcontinuïteit in de regio te garanderen.

 

Het aanwijzen kan bij spoed ook mondeling geschieden. In de aanwijzing kan worden opgenomen dat deze enkel geldt voor een periode van de dag of week (bijvoorbeeld een weekend).

 

Onder noodzakelijke werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vallen bijvoorbeeld noodzakelijke werkzaamheden aan woningen en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de levering van water, gas en elektriciteit.

 

Indien het betreffende gebied toegankelijk moet blijven voor andere personen dan genoemd in het tweede lid, dan kan de voorzitter een specifieke maatregel treffen op grond van zijn wettelijke (nood)bevelsbevoegdheden.

 

Artikel 2.5a. Sanitaire voorzieningen

Dit artikel bevat een verbod om sanitaire voorzieningen (gemeenschappelijke toilet-, was- en douchevoorzieningen) bij recreatieparken en andere recreatieve locaties geopend te houden. Het gaat dan om de locaties van vakantieparken, campings, kampeerterreinen en kleinschalige kampeerveldjes (bijvoorbeeld het zogenoemde ‘kamperen bij de boer’) en bij parken, natuurgebieden, jachthavens en stranden. Het risico bestaat dat op deze locaties bij de gemeenschappelijke toilet-, was- en douchevoorzieningen niet of niet in voldoende mate de beperkende maatregel met betrekking tot het houden van 1,5 meter afstand tussen daar aanwezige personen in acht wordt genomen. Dit verhoogt op onaanvaardbare wijze het risico op verspreiding van het coronavirus. Daarnaast zal dit verbod naar verwachting bijdragen aan een vermindering van het aantal reisbewegingen.

 

Artikel 2.5b. Verbod recreatief nachtverblijf

Aangezien het kunnen garanderen van de zorgcontinuïteit binnen het grondgebied van de Veiligheidsregio Hollands Midden als gevolg van de ruime aanwezigheid-, als ook aanbod van recreatief/toeristisch nachtverblijf, in relatie tot de primair op de permante en vaste inwoners binnen de regio afgestemde beperkte beschikbaarheid van zorgfaciliteiten, als gevolg van de uitbraak van het coronavirus, ernstig in gevaar dreigde te komen, heeft de voorzitter van de Veiligheidsregio Hollands Midden besloten het aanbieden van recreatief nachtverblijf te verbieden per 3 april 2020 om 12.00 uur (Noodverordening tot wijziging van de 3e Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Hollands Midden 1 april 2020).

Onder het aanbieden van recreatief nachtverblijf wordt in elk geval verstaan het recreatief nachtverblijf in de vorm van verblijf op recreatieparken, kampeerterreinen en minicampings, kamperen bij de boer, kamerverhuur, B&B, slaaphuisjes (recreatief nachtverblijf op het strand) en jachthavens. Een hostel met gedeelde voorzieningen wordt niet als hotel beschouwd.

Bovenstaand verbod heeft bijgedragen aan een vermindering van het aantal reisbewegingen in met name de Paasvakantieperiode en daarmee aan het waarborgen van de zorgcontinuïteit in de regio. Gelet op de afnemende druk op de zorgcontinuïteit in de regio en de aanstaande start van het basisonderwijs, en dientengevolge een verminderd aantal reisbewegingen, heeft de voorzitter, na raadpleging van het regionaal beleidsteam en op advies van de directeur Publieke Gezondheid, besloten dat het verbod op recreatief nachtverblijf niet meer proportioneel is. Het verbod op recreatief nachtverblijf wordt daarom ingetrokken per 1 mei 2020 om 12.00 uur.

 

Artikel 2.6. Beëindiging voorziening openbaar vervoer

Dit artikel ziet op de beëindiging of beperking van voorzieningen voor openbaar vervoer in overleg met de vervoerder. Onder niet of niet in voldoende mate voldoen aan de eis van verwezenlijking van de beperkende maatregelen met betrekking tot het houden van 1,5 meter afstand tussen alle in de voorziening aanwezige personen valt ook het niet op adequate wijze zichtbaar duidelijk maken van dergelijke maatregelen. Onder voorzieningen voor openbaar vervoer vallen ook veerboten. Het beëindigen of beperken kan bij spoed ook mondeling geschieden.

 

Artikelen 2.7 en 5.4. Verboden openstelling onderwijsinstellingen

Dit artikel betreft de kabinetsmaatregelen met betrekking tot onderwijsactiviteiten in onderwijsinstellingen. Op basis van de aanwijzing van 24 april 2020 wordt het verbod op onderwijsactiviteiten vanaf 11 mei 2020 versoepeld voor het basisonderwijs en het speciaal onderwijs. De wijzigingen vanaf 11 mei 2020 zijn geregeld in artikel 5.4.

 

Gezien de leeftijd van de leerlingen geldt niet de regel dat leerlingen onderling 1,5 meter afstand moeten houden. Andere maatregelen om het risico van besmetting te beperken zijn opgenomen in de protocollen ‘Opstart basisonderwijs’ en ‘Opstart Speciaal Basisonderwijs/ Speciaal Onderwijs’ van de sectoren. Het is niet aan de veiligheidsregio’s om toezicht te houden op de naleving van alle afspraken in deze protocollen en de afspraken die door onderwijssectoren zijn gemaakt met de minister van OCW over de precieze invulling van het begrip onderwijsactiviteiten, zoals bijvoorbeeld in de servicedocumenten MBO en HO. Toezicht op het correcte gebruik van de protocollen en de andere afspraken vindt plaats door signalen over mogelijk ongewenste situaties door te geven aan de Inspectie van het onderwijs. De inspectie treedt in contact met de desbetreffende school of onderwijsinstelling of bezoekt zo nodig de school/instelling. Indien problemen worden geconstateerd die kunnen leiden tot overtreding van onderwijsregelgeving of tot kwaliteitsproblemen kan de inspectie binnen het reguliere instrumentarium optreden. Indien er aanhoudend meer leerlingen of studenten aanwezig zijn dan verantwoord is of maatregelen in het licht van de beperking van de risico’s van besmetting in het protocol aanhoudend overtreden worden kan de Inspectie van het onderwijs de bevindingen overdragen aan de voorzitter van de desbetreffende veiligheidsregio, die dan de noodzakelijke maatregelen kan treffen.

 

Artikelen 2.8 en 5.5. Verboden openstelling kinderopvang

Dit artikel betreft de kabinetsmaatregelen met betrekking tot kinderopvang. Op basis van artikel 5.5 worden er per 11 mei 2020 uitzonderingen toegevoegd. Vanaf die datum is kinderopvang van kinderen van 0 tot 4 jaar weer volledig toegestaan. Gastouders mogen daarnaast ook kinderen vanaf 4 tot 12 jaar weer opvangen. Voor de buitenschoolse opvang geldt dat deze opent in hetzelfde ritme als de basisscholen. Daarnaast blijft de kinderopvang fungeren als noodopvang, indien de beroepskracht-kindratio dit toelaat. Toezicht op de kinderopvang geschiedt door de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD).

 

Artikel 2.9. Verboden toegang verpleeghuizen en woonvormen ouderenzorg

Dit artikel ziet op de kabinetsmaatregelen inzake toegang tot verpleeghuizen (onderdeel a) en kleinschalige woonvormen in de ouderenzorg (onderdeel b). De nieuwe formulering van het artikel maakt duidelijk dat het niet aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s is om op te treden tegen verpleeghuizen en woonvormen, maar uitsluitend tegen bezoekers die zonder toestemming van de beheerder (bestuur, directie of andere persoon die bevoegd is om namens het verpleeghuis of de woonvorm te handelen) in een verpleeghuis of woonvorm aanwezig zijn. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ziet toe op de gang van zaken in verpleeghuizen en woonvormen. Op basis van de aanwijzing van 24 april 2020 dient de voorzitter op te treden indien verpleeghuizen of kleinschalige woonvormen, ondanks nadrukkelijke inspanningen van hun kant, problemen ervaren met het weigeren van bezoekers of derden die de locatie proberen binnen te komen.

 

Artikel 3.1. Uitzonderingen

Inherent aan de bevoegdheid om noodverordeningen vast te stellen is de bevoegdheid om daarvan in concrete gevallen af te wijken. De voorzitter kan derhalve in alle situaties waarin hij dat noodzakelijk acht, afwijken van de bepalingen in deze verordening. Dit wordt uitgedrukt in onderdeel c. De voorzitter dient zich daarbij vanzelfsprekend wel te houden aan de opdrachten op basis van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid.

 

Daarnaast bevat artikel 3.1 uitzonderingen voor de betrokken hulpdiensten en toezichthouders (onderdeel a) en activiteiten die noodzakelijk zijn voor de voortgang van vitale processen (onderdeel b). De uitzondering in onderdeel b dient strikt te worden opgevat: ze biedt geen vrijbrief voor allerhande afwijkingen van de noodverordening ten behoeve van vitale processen, maar geldt alleen indien de toepassing van een verbod op bepaalde activiteiten de voortgang van vitale processen in gevaar zou brengen.

 

De uitzonderingen staan er niet aan in de weg dat de voorzitter in concrete gevallen van zijn wettelijke (nood)bevelsbevoegdheden gebruikmaakt.

 

Het schenden van voorschriften en beperkingen als bedoeld in het tweede lid is strafbaar gesteld in artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 4.2. Toezicht

Op basis van de Politiewet 2012 en de Wet veiligheidsregio’s treden de politie en de Koninklijke marechaussee op ter handhaving van deze verordening. Daaronder valt zowel de feitelijke handhaving met behulp van de politie (artikel 172, tweede lid, Gemeentewet jo. artikel 39 Wet veiligheidsregio’s) als de strafrechtelijke sanctionering.

 

Daarnaast worden in artikel 4.2 toezichthouders aangewezen ten behoeve van de mogelijke bestuursrechtelijke handhaving van deze verordening. Naast ambtenaren van politie en militairen van de Koninklijke marechaussee zijn dat ook de door de voorzitter aangewezen toezichthouders én door de voorzitters aan te wijzen toezichthouders en buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Ten opzichte van de vorige versie van de noodverordening is de aanwijzing van boa’s verruimd omdat nu alle boa’s kunnen worden aangewezen en niet alleen de boa’s zoals genoemd in artikel 142, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering. Voor zover de voorzitter voornemens zou zijn boa’s aan te wijzen die werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een ministerie (rijksboa’s) vindt voorafgaand aan de aanwijzing overleg plaats met het betreffende ministerie.

 

Artikel 5.1. Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze verordening wordt bekendgemaakt door plaatsing op de website van de veiligheidsregio Hollands Midden (www.vrhm.nl). Van deze verordening wordt voorts mededeling gedaan in het Blad Gemeenschappelijke Regeling.

 

Op basis van de aanwijzing van 24 april 2020 gelden de meeste maatregelen die zijn opgenomen in deze verordening in beginsel tot en met 19 mei 2020, met uitzondering van het verbod op evenementen in artikel 2.1, derde lid (tot 1 september 2020). In verband met de mogelijke verlenging van de maatregelen bevat deze verordening geen vervaldatum. De verordening zal zo spoedig als mogelijk is ingetrokken worden.

 

Artikel 5.3. Overgangsrecht

Met deze overgangsrechtelijke bepaling wordt voorkomen dat besluiten op basis van de vorige noodverordeningen (zoals aanwijzingen van uitzonderingen en toezichthouders) hun geldigheid verliezen.

 

 

Ga naar het begin